Indië: als jong kind al was ik me ervan bewust dat dit het land was, waar mijn vader vandaan kwam. Niet Indonesië, maar Indië, wist ik. Als ik op bezoek ging bij mijn opa en oma, stapte ik een andere wereld binnen: er waren houten beelden, schilderijen, de orchidee van mijn oma, op het toilet flessen met water, in de slaapkamers gestapelde hutkoffers.

Als kind was dat heel normaal en vanzelfsprekend voor me. Ik was er thuis en ik was er onderdeel van. En tegelijkertijd…die hutkoffers en dat schilderij met die berg ademden ook iets uit van een land dat ik níet kende. Dat land van ooit, uit lang vervlogen tijden en onbereikbaar ver weg. Het straalde iets mysterieus uit.

Daarnaast hoorde ik vaak de zin “Wij waren gewoon Nederlands, ook in Indië”. Die zin kwam steeds terug. Ik accepteerde ‘m als ondertiteling van wat ik zag en ervoer. En ik nam die zin over, tot ver boven mijn 40e, zonder aandacht te geven aan mijn Indische wortels. “Oh, ik ben gewoon Nederlands”. Bij oplettende vrienden schuurde daar iets in…

Pas na jaren, ruim na het overlijden van mijn opa en oma, gingen mijn herinneringen aan die huiskamer vooral terug naar hén. Ik zag voor me hoe ze samen koffie toebroek dronken, hoe mijn oma de heerlijkste gerechten bereidde voor de familie, en hoe ze die met stille trots presenteerde. Als ik dat weer voor me zie, dan voel ik een ingetogen sfeer, zie ik ogen met soms weemoedige blikken, hoor ik van haar weinig woorden. Ik zie mensen die worden omgeven door voorwerpen, die een verhaal uitstralen; en daar midden tussenin zitten mijn opa en oma, die vooral -harmonieus- stil zijn. Waarover zwegen zij naar ons? Wat deelden zij samen?

Het beeld reisde met me mee, door de jaren heen.

Toen mijn eerste oom overleed, werd aan het eind van de plechtigheid Nina Bobo gedraaid. Bij mijn meest vernederlandste oom. Ook hoorde ik dat hij nooit ‘terug’ was geweest naar Indonesië, uit angst dat hij niet meer naar Nederland zou willen. Dat raakte me diep. Wat toen tot me doordrong, was dat hij eigenlijk een Indische jongen was en dat altijd was gebleven.

Ik had er geen notie van dat de oorloog in Indië óók op een dag was geëindigd en dat dat voor mijn familie nog steeds betekenis kon hebben. Dat besefte ik pas toen ik van mijn moeder hoorde dat mijn vader had zitten tranen bij de onthulling van het Indië-monument in Den Haag.

Toen mijn vader al was overleden, vroeg ik aan een tante: “Hoe voelt u zich nu hier van binnen?” terwijl ik mijn hand op mijn hart legde. Zonder nadenken zei ze met overtuiging: “Nederland is mijn land, maar mijn hart is daar”. Haar (klein)kinderen woonden hier; ze was inmiddels 80-plus en uitstekend geïntegreerd. Weer was ik diep geraakt. Wat ik me realiseerde was dat dit “Nederland is mijn land, maar mijn hart is daar” precies was, wat ik vroeger -heel subtiel- had gevoeld.

Door de jaren heen drong ook de geschiedenis tot me door, waar zij deel van uitmaakten. De Indo’s, die destijds gedwongen hun land verlieten; het gegeven dat zij de eerste grote groep migranten waren, die naar Nederland kwamen om hier te blijven. Ik ging beseffen hoe hun ontvangst was: met de aankomst hier na een oorlog, met weinig ruimte voor hún verhaal en leed; en met nog zo weinig besef hier van cultuurverschillen. Aanpassen, zwijgen, zo Nederlands mogelijk zijn.

Steeds meer gaat bij mij een sluier omhoog. In de huiskamer van mijn opa en oma zie ik steeds meer mensen, die een gezicht voor me krijgen. Mensen, die ooit een zo grote overstap maakten uit dat verre land. Een stap, die gevoelens van gemis en een zoektocht opleverde. Ik voel diep respect voor hen.

Doordat mijn moeder hier een paar jaar geleden woonde en overleed, is Rumah Kita een Indisch heem voor me geworden. Het is een voorrecht voor me om, als tweede generatie, vandaag dit bijzondere moment met u mee te maken. Die eerste generatie zie ik ook hier vandaag, in Rumah Kita, bij deze herdenking.

Mag ik van deze gelegenheid gebruik maken om mijn diepe respect naar u uit te drukken? Vanuit mijn eigen hart, maar ik geloof ook namens veel anderen: de tweede generatie, al of niet hier aanwezig. Ik voel meeleven, omdat u destijds géén medeleven kreeg toen u uw prachtige, geliefde land moest achterlaten. En ik voel respect voor het eenzame gevecht dat u hier hebt gehad en verdriet dat u níet hebt kunnen delen. Ik begrijp uw hart naar uw kinderen: dat u hen een betere toekomst hier en dus opleiding toewenste; dat u hen niet met uw leed wilde belasten. Ik maak een diepe buiging voor de veerkracht, die u heeft betoond.

Op deze wijze, geworteld in ons gezamenlijk verleden en verbonden met u, maar ook met de derde generatie die hier is, staan we vandaag stil.

Ik wens ons allen -ieder vanuit zijn of haar eigen plek en ervaringen- een waardevol herdenken.

Bovenstaande toespraak hield ik vandaag tijdens de Indië Herdenking in verpleeghuis Rumah Kita in Wageningen.