Als je vader of moeder uit een ander land komt, is het minder vanzelfsprekend dat je je roots kent. Roots waar je wat van in je meedraagt, of je dat nu wilt of niet. Je daar bewust van worden, is vaak een proces. Bij míj is dat in ieder geval zo. Sinds een aantal maanden woont mijn moeder in een Indisch verpleeghuis. Als ´partner van´, want zelf is ze Nederlands. Ik was verrast door wat me dit deed, als tweede generatie. 

Ik herinner me een van de eerste bezoeken. Uiteraard ben ik zeer benieuwd waar mijn moeder terecht is gekomen. Nog maar in het gangetje bij de schuifdeuren, zie ik al karakteristieke foto´s van Indische mensen en een reclame van kopi tubruk (Indische koffie). In de grote hal word ik verrast door de prominente plek van een toko. “Maar natuurlijk, eten centraal”, denk ik direct. Aan de bovenkant bekleed met bamboe, aan de achterkant gestut door een muur van rijstvelden waar het licht prachtig doorheen schijnt. Eromheen zitjes, batik kleedjes en planten. Alles ademt de Indische wereld. Mijn ogen vullen zich met tranen. Ik voel me thuis.

kunstwerk

Als ik afsla, loop ik langs muren met gestapelde koffers: een tastbare herinnering aan de pijnlijke repatriëring. Voor mij een vertrouwd beeld uit mijn jeugd en het huis van mijn grootouders (zie blog Stille getuigen). Even verder loop ik langs een grote landkaart, waarop de geboorteplaatsen van de bewoners staan aangegeven. En ga zo maar door. Ik voel van binnen hoe al die Indische symbolen me raken en wat ze met me doen. Ja, terecht worden dit soort dingen ook wel ‘identity props’ genoemd. Als ik er ’s avonds de eerste hap eten neem, dansen bekende smaken rond mijn papillen. Ik app een vriendin: “Hoe thuis kun je komen door een hap eten”.

En dan de bewoners zelf, maar ook andere ‘kinderen van’. De vertrouwdheid van hun uiterlijk: hun gelaatstrekken, bij sommige de stand van de ogen. De spraak met het voor mij zo bekende Indische accent en tongval. Iets waar ik vroeger de spot mee dreef, maar waar ik nu van geniet (en nog steeds om kan glimlachen). Stemwendingen, het gebruik van sommige bekende woordjes. De lichaamstaal, de presentatie en uitstraling: vriendelijk, beleefd, bescheiden, wat terughoudend. Nu is iedereen natuurlijk uniek, maar toch… het is gedrag dat ik herken. Hoe prettig ik deze subtiele vertrouwdheid ervaar, heeft me nog het meest verrast. Ik kan mezelf er beter door ‘plaatsen’ (letterlijk en figuurlijk).

Gisteren had ik bovendien het voorrecht er een Indië-herdenking mee te maken: de herdenking van de Japanse capitulatie en eind van de 2e wereldoorlog in Indië. Ik was de deur al uit, toen ik begreep dat een deel van het gedrag van mijn (overleden) vader voortkwam uit zijn ervaringen in de oorlog. Heel indrukwekkend de herdenking daar samen te beleven, met de eerste generatie er nog bij. En met andere ‘kinderen van’, net als ik de tweede generatie. Fijn om anderen te spreken en te horen van pijn, vaak verborgen. De herkenning van een gedeeld verleden geeft me meer begrip voor mijn eigen verhaal.

Helderheid over wat mijn Indische identiteit en komaf voor me betekent, was een lang en hobbelig zoekproces. Die periode had zijn eigen waarde. Inmiddels ligt die alweer enige tijd achter me. Wat ik merk is dat het Indische verpleeghuis hier weer níeuwe ervaringen aan toevoegt. Ervaringen die me niet minder Nederlands maken, maar wel weer completer. Mijn Indische kant hoort óók bij mij.

Wat helpt jou om je cultureel andere kant te beleven? Wat levert jou dat op?